De hervorming van de vennootschapsbelasting bevat verschillende onrechtvaardige maatregelen. Twee van die maatregelen zijn de beperking, zelfs onmogelijkheid, om verliezen die in principe nochtans terugvorderbaar zijn, terug te vorderen. Het principe, dat volledig onrechtvaardig is, is dat een onderneming die tijdens een boekjaar een verlies heeft geleden, dat verlies moet kunnen terugvorderen tijdens het volgende boekjaar.
Dat betekent dat indien men 1 miljoen euro verloren heeft tijdens het jaar 1 en men 2 miljoen euro wint tijdens het jaar 2, deze som moet teruggevorderd worden tijdens dat tweede jaar, wat als gevolg heeft dat de belasting over de twee jaren samen op 1 miljoen zal betaald worden, ofwel het correcte resultaat.
Helaas voorkomt de invoering van een minimumbelasting de volledige terugvordering van de verliezen. Voortaan zal een onderneming die 2 miljoen euro verlies gemaakt heeft tijdens een boekjaar en een winst van 3 miljoen maakt tijdens het volgende boekjaar, tijdens dat laatste boekjaar niet alleen op de echte winst van de twee jaren belast worden, zijnde 1 miljoen, maar bovendien ook nog op 30% van het tweede miljoen verlies die zo niet terugvorderbaar zijn. Over de twee jaren samen zal er dus een belasting van 1.300.000 zijn terwijl de eigenlijke winst maar 1 miljoen bedraagt. Dit kan op geen enkele manier gerechtvaardigd worden, behalve door de wil van de fiscus om onbestaande inkomsten te belasten.
Het is nog erger voor wat betreft de onmogelijkheid om terugvorderbare verliezen af te trekken van belastbare bedragen die vastgesteld worden bij een wijziging van de aangifte. Ook daar leidt de nieuwe maatregel tot het belasten van inkomsten die niet bestaan, zelfs tot het belasten van ondernemingen die nog nooit geld verdiend hebben.
De fiscale spitsvondigheid staat niet altijd aan de kant waar we denken.