ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

De implementatie van het “multilateraal instrument” in het Belgisch recht, waarschijnlijk met ingang vanaf 1 januari 2020

1. In een situatie met grensoverschrijdend karakter, kan de fiscale behandeling van een “verrichting” over het algemeen slechts bepaald worden enkel rekening houdend met de fiscale bepalingen van het nationaal recht.

Dergelijke situatie zal zich bijvoorbeeld voordoen wanneer een Belgische belastingplichtige investeert in een buitenlandse entiteit en die entiteit deze investering (in principe onder de vorm van dividenden of interesten, enz.) vergoedt of nog wanneer diezelfde belastingplichtige een beroepsinkomen van buitenlandse oorsprong krijgt.

Deze situaties die enkel volgens het Belgisch fiscaal recht worden behandeld, leiden tot een belasting van de belastingplichtige in België. De Belgische belastingplichtige wordt inderdaad belast op zijn globale mondiale inkomsten met inbegrip van zijn inkomsten van buitenlandse oorsprong.

In deze veronderstelling kan diezelfde belastingplichtige een dubbele, zelfs driedubbele belasting oplopen, afhankelijk van de complexiteit van de situatie, in het geval dat de Staat van oorsprong van de inkomsten diezelfde inkomsten ook belast, volgens zijn eigen nationale regels.

Hier komen de verdragen ter preventie van de dubbele belasting tussen. Deze dienen niet om de fiscale behandeling van een inkomen dat verkregen werd in een situatie met grensoverschrijdend karakter te identificeren. Maar dienen wel en alleen maar, om toe te wijzen, tussen de staat van de oorsprong van de inkomsten, en de staat van de woonplaats van de belastingplichtige die ze krijgt en die de bevoegdheid heeft om genoemde inkomsten te belasten

België heeft veel van dat soort verdragen afgesloten. Zo is de Belgische belastingplichtige relatief goed beschermd (of zou het moeten zijn) tegen de risico’s van de dubbele belasting. Bij roerende inkomsten van buitenlandse oorsprong bijvoorbeeld, geven de door België afgesloten verdragen in principe de belastingbevoegdheid aan de Staat van woonst, dit alles met behoud van het recht voor de Staat van oorsprong van de inkomsten om een bronbelasting te heffen op diezelfde inkomsten, maar met een maximum toegelaten tarief die varieert volgens het betrokken Verdrag.

2. Sommige belastingplichtigen hebben er in het kader van hun fiscale planning naar gezocht niet om de belastingverdragen die tussen de Staten werden afgesloten te gebruiken teneinde de dubbele belasting van de inkomsten die ze ontvangen te supprimeren, of op z’n minst te verminderen, maar wel om, soms kunstmatig, te profiteren van deze verdragen teneinde te genieten van een fiscaal voordeligere behandeling (bijvoorbeeld, door te proberen te genieten van een vermindering of een vrijstelling, soms nog belangrijker, van de bronheffing op de dividenden, interesten of vergoedingen van toepassing in conventionele situaties).

Alle door de Staten afgesloten verdragen worden afgesloten op basis van hetzelfde Model, het "OESO-model". De omzetting door Staten van dit Model in hun bilaterale betrekkingen met andere Staten kan echter, soms op grote schaal, van de ene situatie naar de andere verschillen. Dus, nogmaals, in termen van bronbelasting bij de erkende bron, er is een zekere ongelijkheid; Sommige verdragen beperken het tot 10%, terwijl anderen het op 15% zetten; Sommige verdragen verwijderen het geheel, onder bepaalde voorwaarden van deelname, enz.

In het licht van deze gedragingen, die zij "kunstmatig" beschouwt, heeft de OESO eraan gewerkt de betrokken belastingplichtigen het voordeel van belastingverdragen te beletten, wanneer wordt onthuld dat een "opstelling" slechts is opgezet met als hoofddoel de voordelen van een "gunstig" belastingverdrag.

De OESO heeft aldus een manier geopend om gevallen van misbruik van verdragen, waaronder situaties van fiscaal shoppen, aan te pakken (bijvoorbeeld onder bepaalde financieringsmechanismen met betrekking tot "tussenbedrijven").

3. de OESO heeft deze benadering verdergezet door deze te integreren in haar "actieplan tegen de erosie van de belastinggrondslag en de overdracht van kunstmatige winst" (beter bekend onder de verkorte naam "BEPS-actieplan"). Dit plan is meer in het algemeen gericht op de bestrijding van zogenoemde "agressieve" internationale fiscale planningspraktijken en bevat veel maatregelen, die we al in eerdere bijdragen hebben becommentarieerd.

Sommige van deze maatregelen moeten worden opgenomen in de door Staten afgesloten verdragen ter preventie van de dubbele belasting. Zich ervan bewust dat het proces van aanpassing van deze verdragen - meer dan 3.000 op mondiaal niveau - (te) lang zou zijn om de doelstelling van deze verdragen snel en doeltreffend te verwezenlijken, heeft de OESO de lidstaten opgeroepen een "multilateraal instrument" (MI) aan te nemen bestemd om de fase van bilaterale heronderhandeling van belastingverdragen “over te slaan", waardoor de staten rechtstreeks BEPS-maatregelen kunnen integreren in hun verdragen.

België het Multilaterale Instrument op 7 juni 2017 goedgekeurd. Deze ratificatie moest echter ook worden uitgevoerd op het niveau van de verschillende wetgevende bevoegdheden van ons land om doeltreffend te zijn. Dat is nu het geval. Het Multilaterale Instrument zal dus vanaf 1 januari 2020 in België in werking treden voor de bepalingen die het bevat betreffende de bronheffing, en vanaf 1 april 2020, voor de bepalingen die het bevat en die betrekking hebben op andere belastingen.

De twee lidstaten betrokken bij een grensoverschrijdende situatie zullen echter het Multilaterale Instrument nog moeten ratificeren.

4. Het beginsel in het multilaterale instrument is dat het van toepassing is samen met het betrokken bilaterale belastingverdrag

Het is dus een aanvulling op verdrag van bepalingen ter bestrijding van gemeenschappelijke "misbruiken" bij het gebruik van verdragen, met name op het gebied van fiscale woonplaats, om dubbele belasting te beperken in de aanwezigheid van persoonlijke inkomsten (dividend, rente, enz.), of zelfs van bepaling van de heffingsbevoegdheid in de aanwezigheid van meerwaarden (hoofdzakelijk in het bijzijn van een meerwaarde op aandelen van een (overwegend) vastgoedvennootschap). Het Multilaterale Instrument breidt ook de definitie van "stabiele vestiging" van een vennootschap uit en verspoelt deze.

Voortaan wanneer zich dergelijke situatie voordoet, zal het niet meer voldoende zijn om de inhoud van het verdrag ter preventie van de dubbele belasting die afgesloten werd tussen België en de andere betrokken staat te onderzoeken.

We gaan ook moeten onderzoeken of de twee ondertekenende Staten het Multilaterale Instrument geratificeerd hebben en, als dat zo is, of ze beiden het betrokken belastingverdrag onder het toepassingsgebied van dit Multilateraal Instrument gezet hebben ( zoals “Covered Tax Agreement” (CTA)).

In dat geval moet nog worden onderzocht of de ondertekenende Staten de uitvoering ervan hebben beperkt tot de minimumbepalingen van het Multilaterale Instrument, die dwingend zijn, dan wel of de twee betrokken Staten ook alle twee hebben gekozen voor de toepassing van de facultatieve bepalingen. Indien dit het geval is, zal ook moeten worden nagegaan of één van de twee betrokken Staten bedenkingen heeft geuit over de toepassing van sommige van deze facultatieve bepalingen.

Het kan dus denkbaar zijn dat, ondanks de ratificatie van het Multilaterale Instrument door de 2 betrokken Staten, een grensoverschrijdende situatie onder het enige bilaterale verdrag valt die door diezelfde twee staten werd onderhandeld en afgesloten... .

5. In de overgrote meerderheid van de gevallen zal de toepassing van het Multilaterale Instrument op een bilaterale situatie de betrokken belastingplichtigen echter het voordeel van het belastingverdrag beletten, wanneer blijkt dat er geen "opstelling" is opgezet met als hoofddoel te profiteren van een gunstige bepaling van het belastingverdrag (bijvoorbeeld een beperking van het bedrag van de bronbelasting). Er dient echter op te worden gewezen dat dergelijke "antimisbruik"-bepalingen ook in de "Moeder-dochterrichtlijn" zijn opgenomen en sindsdien zijn omgezet in het Belgische nationale recht. Dit effect kan zelfs worden opgelegd aan een belastingplichtige, terwijl op het moment van de vaststelling van een gedrag, of een situatie, de geldende Belgische regelgeving (met inbegrip van de stand van de toepassing van het Multilaterale Instrument) deze niet als “een misbruik” beschouwen. Uit deze beginselen zal worden geconcludeerd dat het belangrijker dan ooit is te anticiperen op, zelfs vóór de tenuitvoerlegging, alle veronderstellingen van fiscale behandeling die een economische transactie zou kunnen veroorzaken, rekening houdend met niet alleen de belastingbepalingen in door internationale instellingen, met name de OESO, vastgestelde beginselen.

Auteur : Melanie Daube

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator